#4
Schepping van de mens naar het beeld (icoon) van God
Wat verstaan Orthodoxen onder de Bijbelse woorden: “God schiep de mens naar zijn beeld (icoon)?” en wat is het beeld van de onzichtbare God?
Met de schepping van de mens op de zesde dag (volgens de Bijbel) brengt God zijn scheppingsplan tot een voleinding. God schept de mens als laatste om in hem (de mens) de schepping tot eenheid te brengen. De mens wordt geschapen als een redelijk (verstandig) en vrij wezen en wordt een soort brug/verbinding tussen God en de (meteriële/zichtbare) wereld. God geeft de mens ook de heerschappij over alle andere wezens en de schepping (Genesis 1, 28).
De apostel Paulus schrijft in zijn brief aan de Kolossenzen in hoofdstuk 1, regel 15 dat Jezus Christus, de Zoon van God, het beeld (icoon) van de onzienlijke God (de Vader) is. Hieruit vloeit voort dat de mens eigenlijk geschapen is naar het beeld (icoon) van Christus. Jezus Christus’ menswording is welliswaar in de tijd (chronologisch) na de schepping van de mens, maar we moeten weten dat Hij de “Eerstgeborene aller creatuur” (Kol. 1, 15) is – wat betekent dat Hij bestaat (eeuwig geboren uit de Vader) voor de schepping van de wereld en de mens. De Bijbelse leer over de schepping van de mens naar het evenbeeld (icoon) van God is niet altijd goed begrepen en uitgelegd.
Een van de (verkeerde) interpretaties van de woorden dat de mens geschapen is naar het beeld van God, is dat menselijke ziel dit beeld zou zijn. Dit stamt uit de Hellenistische (Griekse) filosofie die dacht dat de ziel onsterflijk (eeuwig) zou zijn, net als God. Met de schepping zou de ziel zich verplaatsen uit de geestelijke in (het lichaam) in de materiële wereld. Volgens de filosoof Plato is het lichaam een gevangenis voor de ziel. Als gevolg zou de redding (salvation/спасење) voor de ziel in het vluchten uit/ verlaten van deze wereld (terug in het geestelijke) moeten zijn. Vele elementen van deze leer hebben via Augustinus (Westerse kerkvader, 4de eeuw) hun intrede gehad in het (met name) Westerse Christendom (te denken aan de Predestinatie).
In het Orthodox geloof bestaat deze tweespalt tussen ziel en lichaam niet. De Kerkvader Maximus de Belijder (св. Максим Исповедник, 6de eeuw) leert dat de ziel en lichaam niet los van elkaar kunnen bestaan (Hl. Maximus baseert zijn leer op de Kerkvaders uit de voorgaande eeuwen, tot aan de apostolische tijd) en één geheel zijn (uit noodzaak). Elk mens bestaat uit ziel en lichaam, omdat hij/zij geschapen is naar het beeld van de Volmaakte Mens – Jezus Christus. Jezus Christus heeft met zijn menswording niet alleen een ziel aangenomen, maar ook een lichaam.
Een andere Kerkvader, Hl. Ireneus van Lyon (2de eeuw) bekritiseert de filosofische leer van de onsterflijkheid (eeuwig zijnde) van de ziel en schrijft dat deze leer niets met het Christendom te maken heeft. Volgens de Bijbel en de (vroege) Kerkvaders is de ziel, net als het lichaam, geschapen voor de onsterflijkheid maar ze zijn niet van nature onsterflijk.
Origenes (2de eeuw) en Augustinus dachten ook dat, omdat de mens over een verstand/geest (mind, ум) beschikt, dit het evenbeeld van God zou zijn in de mens. Onze geest/verstand is tenslotte immaterieel , net als God. De menselijke geest/verstand, oftewel logica zou hem onderscheiden van andere wezens. Alleen, ook dieren beschikken ook (op een lager niveau) over logica. De mens kan, in tegenstelling tot de dieren, tegen zijn logica ingaan – wat ook tot zijn vernietiging kan leiden. Hierin zien we dat de logica/geest van de mens niet zijn diepste kenmerk is. Wat is het dan wel?
Vrijheid, is het antwoord. Dit leren ons de Kerkvaders, de opvolgers van de Apostelen. Volgens Hl. Gregorius van Nyssa (4de eeuw) is het evenbeeld van God in de mens zijn vrijheid/zelfbeschikking – in zijn relatie tot God, tot zichzelf (en de medemens) en de schepping om hem heen. Deze Vrijheid is de grootste gave van God en tegelijkertijd ook een roeping/uitdaging om door en met deze vrijheid een persoonlijkheid te worden (De vrijheid is niet alleen een gegeven, maar ook een opgave). De mens is dus geroepen in de vrijheid te groeien. God wil de mens daarbij helpen. Want volgens de apostel Paulus (2. Kor. 3, 17) is de vrijheid daar waar de Geest van God is. Hl. Ireneus van Lyon schrijft in het verlengde van de vorige zin: “Een perfecte/volmaakte mens bestaat uit ziel, lichaam en de Heilige Geest.” Dit betekent dat de mens zich niet volledig kan ontplooien/ontwikkelen zonder God (de Heilige Geest).
Om al het bovengenoemde samen te vatten, de Orthodoxen geloven dat het beeld van God en Zijn gelijkenis in de mens zijn vrijheid vertegewoordigen en de mogelijkheid in die vrijheid te groeien – tot een stadium, door de gave/genade van de Heilige Geest, van absolute vrijheid, om op dezelfde manier te bestaan als God – onsterflijk. Om te groeien vanuit een niveau waarin je de mogelijkheid hebt om niet te zondigen (wat we wel doen) naar een niveau waarin je niet meer kunt zondigen. Om dit te doen, en om zijn sterflijkheid te overwinnen, dient hij zijn leven te verbinden met God (om God centraal te stellen in zijn/haar leven, en niet zichzelf of de schepping). We zullen in het vervolg van deze blog ook meer schrijven over de centrale leer van de Orthodoxie: Theosis – Vergoddelijking van de mens. Vergoddelijking = lijken op God, evenals Christelijk = lijken op Christus. Andersom, het lijken op God, het lijken op Christus betekent hetzelfde als een (even)beeld zijn van God, van Christus en in de Orthodoxe terminologie: een icoon.
In tekst #5 volgt meer over de zonde, de erfzonde en over de vragen: Is God boos op ons?, Zijn wij schuldig omdat de eerste mensen iets verkeerds gedaan hebben?, Heeft God de duivel en de dood gecreëerd om ons te straffen?
De genade van onze Heer Jezus Christus, de liefde van God de Vader en de gemeenschap van de Heilige Geest zij met u allen!